- termijn
- {{termijn}}{{/term}}1 [periode] term ⇒ period2 [vooraf vastgesteld tijdstip] deadline3 [deel van een schuld] instalment♦voorbeelden:1 op korte/op lange termijn • in the short/long term, short-/long-termop kortst mogelijke termijn • as soon as possible; 〈formeel ook〉 a.s.a.p.geldig voor onbepaalde termijn • open-ended, valid for an unlimited periodeen termijn gaat in/verstrijkt • a term begins/expireslening op lange termijn • long-term loan2 een termijn vaststellen • set a deadlineolie op termijn kopen/verkopen • buy/sell oil futures3 in/bij termijnen te voldoen • payable in instalmentseen termijn achter zijn • be behind with one instalment
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.